De belangrijkste trends in softwareontwikkeling
De markt van softwareontwikkeling is bijzonder gevarieerd en nog steeds in beweging. Smart Business ging op zoek naar de belangrijkste bewegingen, en wat die kunnen inhouden voor uw organisatie.
Een race met twee paarden
Neen, de toepassingen die op 4GL-talen en zelfs op Cobol draaien zijn nog lang niet verdwenen. Deze oudere talen zullen nog lange tijd onderhoud vergen en zullen menig programmeur en systeembeheerder op leeftijd nog een mooi pensioen opleveren. Maar als het aankomt op nieuwe ontwikkelingen, zal meestal worden gekozen voor ofwel de open ontwikkelomgeving Java ofwel Microsofts .Net ontwikkelomgeving.
De vaak verhitte discussies tussen beide kampen deden jarenlang veel stof opwaaien. Maar nu het stof wat is opgetrokken, kunnen beide partijen vaststellen dat de andere nog lang zal meegaan, en dat de rest van de ontwikkeltalen zo goed als irrelevant zijn geworden.
En u?
In tegenstelling tot in de echte paardenraces lijkt het hier niet aangewezen om voor een outsider te kiezen. Als er echt iets nieuws moet ontwikkeld worden dat nog vele jaren moet draaien, kunt u beter kiezen voor een taal die de huidige generatie IT-studenten ook spreken, waardoor u toch de volgende decennia niet in de kou komt te staan.
Nu al maken vele softwareontwikkelpartners de strategische keuze voor een van beide omgevingen, omdat beide omgevingen ondersteunen te arbeidsintensief wordt. Guy Van Hooveld, bij Smals verantwoordelijk voor ontwikkeling en projectbeheer, verwoordde het als volgt: "Bedrijven willen ook voor ICT zo veel mogelijk voorspelbaarheid en betrouwbaarheid."
"Door voor één platform te kiezen, kan dit veel meer gearandeerd worden. En dan is er het aspect van de totaalkost natuurlijk: wij ontwikkelen niet alleen de toepassingen, maar zorgen achteraf meestal ook voor beheer en onderhoud. Ook daarom is één standaardomgeving te verkiezen boven twee te onderhouden platforms.”
Andere bedrijven, zoals Cegeka en Axxes, ontwikkelen in beide omgevingen. Maar zelfs voor deze twee omgevingen blijkt het beschikbare talent soms te klein, erkent Benjamin Goessaert, commercieel directeur van ICT staffing specialist Axxes: “Java-talent is moeilijk te vinden op de Belgische markt."
"Iedere afgestudeerde ICT’er kreeg wel enkele uurtjes Java in zijn opleiding," vervolgt Goessaert, "maar de kennis van de tools en frameworks bleef beperkt, terwijl je die toch wel nodig hebt om goed te kunnen ontwikkelen in Java. En dan heb je twee keuzes: ofwel haal je ze uit het buitenland – vooral Oost-Europa is hiervoor populair – ofwel vorm je ze zelf. Wij hebben voor die laatste optie gekozen en deze zomer een intensieve cursus gegeven. Daaraan houden we nu acht nieuwe Java-specialisten over.”
Een traject met twee snelheden
Vroeger bestond er slechts één ontwikkeltraject: de ‘waterfall’-ontwikkelmethode. Eerst werden alle specificaties beschreven, vervolgens alles ontwikkeld en geïmplementeerd, dan getest, en daarna opgeleverd, alles volgens de bij aanvang beschreven specificaties.
De voorbije tien jaar werd echter steeds vaker gekozen voor agile ontwikkeling: met veel korte cycli waarbij alles wat werd ontwikkeld, meteen wordt getest en geëvalueerd door de klant. Hiermee kan de klant veel korter op de bal spelen wanneer iets fout gaat. Al houdt dit een veel grotere betrokkenheid in van de klant: deze moet bij oplevering van elk mini-project aanwezig zijn.
En u?
Als het u menens is met een ontwikkelproject, en u hebt uw ICT dicht aanleunen bij de de business, dan is de agile-methode eerder iets voor u: u blijft betrokken bij elke stap die wordt gezet in de richting van het eindproduct, en vaak ziet u pas alle mogelijkheden van nieuwe software in de loop van het ontwikkeltraject, precies omdat u er zo nauw bij betrokken bent.
Het eindresultaat zal dus meestal beter zijn wanneer met korte lussen wordt gewerkt. Enkel wanneer het een niet-strategisch, vooraf duidelijk afgelijnd product betreft dat u uitbesteedt aan een partner die u 100% vertrouwt, kan de ‘waterfall’-methode een goede keuze zijn, u verliest geen tijd van kostbare medewerkers en het eindresultaat lag toch van tevoren vast.
Anderzijds heeft de agile-methode nog een voordeel: het vestigt de aandacht meer op het belang van testen voor de kwaliteit van het eindproduct, omdat de testfase een essentieel onderdeel is van elke cyclus. Testing heeft stilaan zijn plaats verworven in de harten en geesten van iedereen die met softwareontwikkeling te maken krijgt.
Van een vervelende bijgedachte is het geëvolueerd tot een noodzakelijk onderdeel. Dat weerspiegelt zich ook in de structuur van ICT-dienstenleveranciers: Axess heeft hiervoor een aparte divisie opgericht met "dedicated’ testers, CTG heeft zelfs al heuse Testing Days ingericht, die zo populair waren dat ze intussen zijn uitgegroeid tot Experience Days.
Een huis met open deuren
Een onderneming werkt steeds meer met de deuren open. De werknemers krijgen de kans om thuis of onderweg hun werk te doen, en dus ook de bedrijfstoepassingen op andere toestellen dan de bedrijfsdesktop te gebruiken.
De klanten beperken zich niet tot uw bedrijfssite om met u in contact te treden: ook social media beginnen steeds meer tot de standaardcommunicatiekanalen te horen. En ondernemingen zelf maken steeds vaker gebruik van externe infrastructuur en leveranciers om hun toepassingen en gegevens te huisvesten.
En u?
U zal hier rekening mee moeten houden wanneer u toepassingen gaat (of laat) ontwikkelen. “De ontwikkelaar van morgen zal met drie credo’s rekening moeten houden”, zo verwoordt David Nuescheler van Adobe het: “cloud first, mobile first en social first.” Cloud first betekent vooral dat u rekening moet houden met ‘elastische gebruikerspatronen’: dat er sterke gebruikspieken en -dalen zijn voor uw software.
Maar het vergt ook een nieuw evenwicht tussen beschikbaarheid en beveiliging, merkt Kurt Wayenberg, application development expert bij HP België op: “De browser blijft de zwakste schakel. Kijk maar naar het gemak waarmee men de Nederlandse begrotingsnota van 2011 kon hacken, gewoon door wat aan de url te knoeien. Toepassingen zijn nog onvoldoende matuur voor dit platform.”
Mobile first kunt u opsplitsen in twee andere credo’s. Ten eerste: ga ervan uit dat u voor verschillende types hardware zal moeten ontwikkelen. Ten tweede: ga ervan uit dat uw toepassing vroeg of laat met een aanraakinterface zal moeten werken. “De volgende generatie is nu al amper andere schermen gewend”, stelt Nuescheler vast: “als mijn peuter mijn pc-scherm aanraakt en geen reactie krijgt, denkt hij dat de pc stuk is.”
Met social first tenslotte wordt bedoeld dat toekomstige toepassingen veel meer rekening zullen moeten houden met de sociale en biologische context van de eindgebruiker. “Dat begint bij differentiatie tussen man en vrouw maar houdt ook in dat u moet rekening houden met het medium van waaruit de eindgebruiker contact neemt.
De gebruikerservaring moet centraal staan, zelfs bij het ontwikkelen van een toepassing”, aldus Nuescheler.
