Achtergrond

Zijn we meer bereid om onze data te delen?

Tijdens de pandemie bleek de drempel om persoonlijke data te delen te verlagen. Maar hebben we ook echt meer vertrouwen gekregen?

Privacy en technologie hebben altijd een moeilijke relatie gehad. Door incidenten als het Cambridge Analytica-schandaal en grootschalige datalekken zijn consumenten veel bewuster beginnen omgaan met hun digitale privacy. Bij veel mensen heeft die nieuwe houding zich echter ontwikkeld tot een wantrouwen ten aanzien van nieuwe technologieën zoals artificiële intelligentie. Zeker wanneer we bij het aanmaken van een account persoonlijke informatie over onszelf moeten invullen, gaan bij veel internetgebruikers de alarmbellen af. Dat wantrouwen is misschien niet per se gericht op de technologie an sich, maar vooral naar de organisaties die achter de technologie zitten. Want wie heeft toegang tot die data en waar? En hoe veilig bewaren ze de gegevens en waarom hebben ze mijn data nodig? Bij veel digitale diensten is het ook niet meer dan terecht dat je die vragen stelt. Wanneer het de overheid is die persoonlijke gegevens opvraagt, lijken we nog meer op onze hoede te zijn dan bij private bedrijven genre Google en Facebook.

Dit lijkt echter volledig veranderd te zijn sinds de coronapandemie. In het kader van contact tracingprogramma’s bleken we plots wel bereid te zijn om gevoelige informatie over onszelf prijs te geven aan de overheid. We downloadden massaal de zogenaamde corona-applicaties die ons volgden en onze contacten (anoniem) registreerden. Een gedachte waar we vroeger van zouden gruwelen, zeker bij een applicatie die vanuit de overheid komt. Is deze mentaliteitswijziging ingegeven door het ‘algemeen belang’ of is onze mentaliteit echt veranderd? Hebben we door de digitalisering meer vertrouwen gekregen in technologieën die we niet helemaal begrijpen? En hoe kunnen overheden en technologiebedrijven ons vertrouwen definitief winnen? We proberen een antwoord te vinden op al deze vragen.

Een overzicht van de Europese datawetgeving

De Europese Unie werpt zich op als een voortrekker van het reglementeren van de technologiesector. De GDPR-wet die sinds mei 2018 van kracht is, betekende daarin een eerste grote stap. Wat is er met GDPR nu precies veranderd? Alle organisaties die gegevens beheren van Europese burgers, dus ook als ze hun hoofdzetel in de Verenigde Staten hebben, zijn aan strenge criteria onderworpen. Zo moeten bedrijven altijd expliciete toestemming vragen voor de opslag van gegevens en de gebruiker mag die gegevens laten aanpassen of verwijderen wanneer hij/zij dat wenst. Bedrijven die de regels niet houden, kunnen boetes tot 4% van totale jaaromzet opgelegd krijgen. Voor miljardenbedrijven als Amazon kan zo’n boete oplopen tot 746 miljoen euro, al zijn dergelijke bedragen wel zeer uitzonderlijk. De uitvoering van de GDPR-wet is niet altijd verfijnd, internetgebruikers ergeren zich mateloos aan de pop-upmenu’s, maar het leidt wel tot betere bescherming van persoonsgegevens.

Europa wil het zeker ook niet laten bij enkel de GDPR-wet. In november 2020 stelde de Commissie een eerste draft voor van de Data Governance Act die een juridisch kader wil schetsen voor het bewaren en delen van data door publieke organisaties. Ook ligt er een wetsontwerp op tafel om het ‘risicovol gebruik’ van AI meer te reguleren. Naast een goede omschrijving van wat risicovol gebruik nu precies is, streeft de wet er ook naar om ontwikkelaars van AI-software strengere eisen op te leggen op gebied van transparantie, aansprakelijkheid en het beschermen van gebruikers. De concrete invulling van de AI-wet zal wellicht nog wel enkele jaren in beslag nemen.

Wetten als GDPR kunnen soms als een rem op innovatie werken, maar voor het vertrouwen van burgers in technologie zijn ze wel een goede zaak. Strengere eisen maakt technologie transparanter, waardoor gebruikers beter begrijpen waarom ze hun data delen en wat ermee gebeurt.

Vertrouwen begint bij communicatie

Tot zover het technisch-juridische luik. Mensen zullen ook maar bereid zijn gegevens te delen als ze ook de organisatie achter de technologie vertrouwen. De overheid vormt hier geen uitzondering op, integendeel zelfs. Tijdens de pandemie is meer dan ooit duidelijk geworden hoe belangrijk wederzijds vertrouwen tussen burgers en overheid is en hoe fragiel dat vertrouwen kan zijn. Maar hoe bouw je een duurzame vertrouwensrelatie op? In een bedrijfscontext doe je dat door klantgericht te werken; in vaktermen heet dit ‘customer centricity’. Bedrijven proberen aan de hand van datagedreven inzichten hun doelpubliek te kennen en hun noden beter te begrijpen. Zo kunnen zij altijd anticiperen op wat de klant wil. De relatie tussen de overheid en burgers hoeft eigenlijk niet zoveel anders te zijn dan die tussen klanten en leveranciers. Overheden moeten meer ‘citizen central’ leren denken om een (digitale) dienstverlening uit te bouwen die voldoet aan de eisen en noden van de burgers.

Communicatie is de fundamentele bouwsteen van de vertrouwensband tussen overheid en bevolking. Als de overheid burgers wil aansporen om hun corona-app te gebruiken of zich online in te schrijven voor een vaccinatie, dan moeten zij de burger correct informeren over de voordelen van dat te doen en de impact op hun privacy. De transparantie-eisen die de overheid aan technologiebedrijven opleggen, gelden dus evengoed als een spiegel voor zichzelf.

Gerelateerde artikelen

Volg ons

69% korting + 3 maanden gratis

69% korting + 3 maanden gratis

Bezoek NordVPN

Business